Blof - Zaterdag

De^G allermooiste s^Ctraathoek Ruikt naar k^Doffie en naar b^Emier ^GIk rook een s^Cigaret ^CEn dan nog een stuk of vier ^GHaar raam staat altijd o^Cpen Ze ^Dkan me zo zien ^Emstaan Ze roept: ^Gwacht op mij v^Canavond Het is ^Dtijd om weg te ^Ggaan ^C

^GIk had nooit iets ^Cbeters Dan zo'n ^Dmooi ongeduld^Em Tot ik ^Gde zon heb ^Cneergekeken ^CWat me niet met spijt vervult ^GEn als ik haar dan ^Cophaal Zit ze ^Dnaast me en ze z^Emwijgt Ik rij ^Gharder weg dan ^Canders Duw het ^Dasfalt voor ons u^Git

^CZaterdag Deed ik niets dat ook wel ^Glater mag ^CZaterdag Zag ik de week die in het ^Gwater lag Maar ^Emzaterdag ^Em C C (D) Zaterdag

^GDe stad ligt achter ^Cons We ^Dkijken naar e^Emlkaar ^GHet wordt nooit meer h^Cetzelfde ^CWij hier, de wereld daar ^GEn ik weet wel wat ze ^Cdenkt nu: We ^Dkunnen niet meer ^Emterug Rij ^Galsjeblieft voor al^Ctijd door Want ^Dalles, alles gaat te ^Amvlug ^Am

^AmIk leefde langzaam aan ^CIn de kantlijn van zo'n d^Gag ^{D Am}Dat alles net nog kan maar niet meer ^Choeft ^GIk verdeed mijn tijd Maar ik ben klaar voor ^Dzaterdag

^CZaterdag Deed ik niets wat ook nog ^Glater mag ^CZaterdag Zag ik de week die in het ^Gwater lag Maar ^Emzaterdag ^CZaterdag ^D